Welkom in de Betekeniseconomie!
Kees Klomp (1968) is lector Betekeniseconomie aan Hogeschool Rotterdam. Klomp onderzoekt en ontwikkelt in deze hoedanigheid een nieuw economisch systeemdenken en doen, en helpt dit te vertalen naar nieuw kennis, kunnen en kwaliteiten om het bestaande business-onderwijs te vernieuwen.
"Betekeniseconomie is een model voor de onvermijdelijke en noodzakelijke economische systeemverandering."
Afspraken over het menselijke -materiële- huishouden
De economie is een verzameling afspraken over het managen van het menselijke -materiële- huishouden. Economische wetenschap is het bestuderen van de gevolgen van deze afspraken. Alhoewel economie wordt gepresenteerd en gepercipieerd als een harde, objectieve natuurwetenschap is economie feitelijk gezien een normatieve, sociale wetenschap. Alles draait om de ideeën die de basis voor de afspraken vormen. Als we de ideeën over het menselijke, materiële huishouden veranderen, dan veranderen de afspraken. Als we de afspraken over het menselijke, materiële huishouden veranderen, dan verandert de economie. Als de economie verandert, verandert de samenleving. En andersom. De economische afspraken zijn altijd gebaseerd op het maatschappelijk gewenste gedrag. Een economie vertoont het gedrag wat we als samenleving waarderen. Daarmee is economie per definitie ideologie.
Economie als evolutie van behoefte
Ook de Betekeniseconomie is een verzameling afspraken over de inrichting van ons materiële menselijke huishouden. Het is gebaseerd op bepaalde, bepalende ideeën over de inrichting van de samenleving. Ik definieer Betekeniseconomie als een model voor de productie, consumptie en distributie van middel, waarbij de persoonlijke, existentiële behoefte om maatschappelijk van betekenis te zijn centraal komt te staan. De opkomst van de Betekeniseconomie is het gevolg van een economische evolutie die de afgelopen millennia heeft plaatsgevonden. Het is de Amerikaanse auteur en onderzoeker Aaron Hurst die de Betekeniseconomie in zijn gelijknamige boek in 2014 introduceert als het nieuwste en vierde economische paradigma in de geschiedenis van de mensheid.
De agrarische economie: verbouwen
Het eerste economische paradigma is de agrarische economie. Onze vroegste voorouders leefden als jagers-verzamelaars. In kleine groepen werd gejaagd en verzameld om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Er was daarbij geen sprake van een geformaliseerde economie c.q. een materiële waarde-uitwisseling. Met de eerste nederzettingen kwam ook de eerste economie: de agrarische economie. De agrarische economie stond in het teken van het verbouwen en verhandelen van agrarische grondstoffen. Er ontstond handel van agrarische (bestand)delen binnen en tussen nederzettingen. In de agrarische economie was het verbouwen van agrarische grondstoffen de primaire vorm om economische waarde te creëren.
De industriële economie: vervaardigen
Met de ontwikkeling van de stoommachinetechnologie evolueerde de economie in de 18e eeuw van agrarisch naar industrieel. Het industriële economische paradigma stond in het teken van het vervaardigen en verhandelen van producten in plaats van grondstoffen. Door middel van fabrieken en machines werd het mogelijk om kant-en-klare eindproducten -dingen- te produceren. In de industriële economie vormden fabrieken en machines de primaire middelen om waarde te creëren.
“De echte economie moet onlosmakelijk gekoppeld worden aan de ecologische werkelijkheid.”
De kenniseconomie: verschaffen
Met de opkomst van informatietechnologie zijn we sinds halverwege de 20e eeuw terechtgekomen in de kenniseconomie. In de kenniseconomie bestaat de primaire economische activiteit niet langer uit het vervaardigen van producten, maar uit het verschaffen van diensten. De kenniseconomie is een informatie-economie; data vormde de belangrijkste basis voor economische waarde-creatie.
De Betekeniseconomie: verbeteren
En nu zijn we dus volgens Aaron Hurst in een nieuwe economische periode terecht gekomen: de Betekeniseconomie. ‘De Betekenis-economie is de behoefte aan betekenis’ (Hurst). We zien wereldwijd een ontwikkeling van vooral jongvolwassenen en jongeren (generaties Y & Z) die naar meer betekenis in hun leven zoeken.
Generatie Y
Generatie Y wordt ook wel de millennials genoemd. Het gaat om de groep mensen die geboren is zo tussen 1985 en 2000.
Generatie Z
Generatie Z wordt ook wel de centennials genoemd. Het gaat om de groep mensen die tussen ongeveer 1995 en 2010 is geboren.
Die behoefte aan betekenis is een reactie op de toestand in de wereld. Zoals ik in figuur 2 heb geprobeerd te visualiseren aan de hand van een aantal verontrustende krantenkoppen, bevinden we ons in een tijdperk van grote, ontwrichtende en complexe maatschappelijke problemen.
Er vindt een proces plaats waarbij een steeds groter deel van de jongvolwassenen en jongeren zich bewust wordt van de ontwrichtende polycrisis die gaande is, en zich geroepen voelt om daar iets –positiefs– aan te veranderen. Een groeiende groep -vooral– jongvolwassenen en jongeren krijgt activistische behoeften. In de Trouw van 30 oktober 2021 zegt psycholoog, jongerenspecialist en auteur Jos Ahlers: ‘Activisme onder de jeugd is terug van weggeweest. Jongeren weten dat er onheil op hen afkomt. Zij zullen de eersten zijn die de gevolgen van klimaatverandering daadwerkelijk zullen voelen ... Ze voelen zich bedreigd in hun bestaan.’
Economische evolutie wordt veroorzaakt door individuele behoefteverandering. De motor van de Betekeniseconomie is dus een groeiend maatschappelijk activisme; de behoefte van steeds meer mensen om actief onderdeel te zijn van de oplossing voor de problemen in de wereld, en gevolg geven aan deze behoefte door middel van geëngageerd gedrag.
Economie als evolutie van systeem
We kunnen de opkomst van Betekeniseconomie ook duiden als een proces van veranderende spelregels van het systeem.
Neoklassieke Economie
Dat proces begint met de neoklassieke economische leer die de norm is geworden, en het centrale organisatie-idee achter ons huidige systeem vormt. In de neoklassieke economie draait alles om menselijke-materiële uitwisseling. Nutsmaximalisatie (door huishoudens) en winstmaximalisatie (door bedrijven) staan centraal (Profitabillity). Alle niet-materiële zaken zijn geëxternaliseerd (Externalized). Natuur vormt in de neoklassieke benadering geen enkele rol in de economisch beleidsvorming.
Milieueconomie
Het is de milieu-economische school geweest die de neoklassieke norm in de jaren ’70 voor het eerst heeft bekritiseerd. Milieueconomie introduceerde een essentiële overlap tussen economie en natuur. Volgens milieueconomen was het onmogelijk om de economie te bestuderen zonder de natuur in acht te nemen en te omarmen (Embraced). Het waren de milieueconomen die de basis legden voor duurzaamheid (Sustainability). Milieueconomie is de geboortegrond van de befaamde duurzaamheidsformule people, planet, profit.
Ecologische Economie
In de jaren ’80 maakte de ecologische economie opmars. De ecologische economen gingen nog een stap verder dan de milieueconomen. De ecologische economen introduceerden het fenomeen van inbedding (Embedded) in de economische wetenschap. Volgens de ecologische economie is een economie per definitie ingebed in een samenleving, en is een samenleving per definitie ingebed in de biosfeer. Er is een volgordelijkheid. Economie is een subsysteem van de biosfeer. Economie is een onderdeel van ecologie. Alles wat u vandaag de dag leest over circulariteit en circulaire economie (Circularity) is eigenlijk ecologische economie.
Existentiële Economie
En wat mij betreft zitten we nu in een transitie naar een volgend paradigma, waarbij de rol van ecologie in economie nog verder wordt verdiept. De ecologische economie gaat er namelijk vanuit dat er nog steeds sprake is van de economie als een separaat ‘ding’. Ik betwist dit. Economie bestaat bij gratie van afspraken die gemaakt zijn tussen mensen. Het bestaat daarmee feitelijk gezien alleen in het hoofd van mensen. Het is artificieel. Ecologie daarentegen is reëel. Als we de aarde vanuit de ruimte bekijken, verdwijnt alle economie, maar blijft alle ecologie bestaan. Die constatering is de basis van Betekeniseconomie.
In de Engelse taal kennen we de termen real en true. We kunnen deze naar het Nederlands vertalen als echt en werkelijk. Betekeniseconomie manifesteert zich op de scheidslijn tussen beide -wezenlijk verschillende- begrippen. Een voorbeeld. Schuld is echt. Mensen hebben echte financiële schulden. Mensen moeten echt geldbedragen betalen die aan iemand of iets zijn verschuldigd. Maar tegelijkertijd bestaat schuld niet werkelijk! Als we morgen de afspraak maken om schulden kwijt te schelden, dan verdwijnen de schulden en verandert er economisch alles. Maar tegelijkertijd verandert er ecologisch gezien niets. De zon komt gewoon weer op en gaat onder, de jaargetijden volgen elkaar onverminderd op, en er is gewoon eb en vloed.
De menselijke realiteit is iets wezenlijk anders dan de natuurlijke realiteit. Natuur is werkelijk. Natuur bestaat objectief; niet alleen in de hoofden van mensen. In tegenstelling tot economie, kunnen we ecologie niet veranderen zonder beïnvloeding van de werkelijkheid. De opwarming van de aarde bijvoorbeeld zorgt voor een werkelijke verandering van het leven op aarde. Daarom moeten we economie mijns inziens voortaan verweven (Entangled) benaderen. De echte economie moet onlosmakelijk gekoppeld worden aan de ecologische werkelijkheid. Als we de wereld bekijken vanuit het ecologische metaperspectief dan is er sprake van één levend systeem. Alles is ecologie. Ik benader Betekeniseconomie dan ook als (economisch) toegepaste ecologie.
Levenscentrisch
Het leven op aarde vertoont al miljarden jaren dezelfde ecologische principes en patronen. Het wordt tijd om ons materiële huishouden aan deze existentiële huisregels over te geven. De kernvraag van Betekeniseconomie is daarom: hoe kunnen we middelen inzetten om al het leven op aarde zo optimaal mogelijk te laten floreren? Ons menselijke levensbestaan is onlosmakelijk verbonden met het natuurlijke levensbestaan; het levensbestaan van alle andere levende organismen met wie we de aarde delen.
Ons huidige economische systeem is individueel (mens-centrisch) van aard. De Nederlandse economie is er om individuele Nederlanders (me) zo optimaal mogelijk in staat te stellen hun materiële behoeften te bevredigen. Het meta-idee waarop onze huidige economie is gebaseerd, is dat individueel welbevinden bestaat bij gratie van collectieve welvaart. De gedachtegang is: hoe meer welvaart -> hoe groter het Bruto Binnenlandse Product -> hoe meer economische activiteit -> hoe meer productie en consumptie -> hoe meer bevrediging van materiële behoeften -> hoe meer welbevinden. Dit materialistische beginsel zorgt er dus ook voor dat een economie nooit groot genoeg kan zijn, of nooit genoeg kan groeien.
Met de opkomst van klimaatverandering is een nieuw perspectief op economie ontstaan: een collectief (mensheid-centrisch) perspectief. Klimaatverandering heeft ervoor gezorgd dat de nationale, individuele economische doelstellingen overstegen zijn met een internationale, collectieve doelstelling. Landen kunnen niet langer alleen economisch beleid voeren om het materiële eigenbelang van hun burgers te behartigen. Het nationale, economische beleid heeft met het Parijse Klimaatakkoord een bepalende, universele context (we) gekregen. En het gemeenschappelijke klimaatdoel – de wereldwijde economieën dusdanig aanpassen dat de wereldwijde opwarming van de aarde zo beperkt mogelijk blijft – blijkt politiek een enorme opgave. Ondanks de grote noodzaak en goede bedoelingen, blijkt het enorm moeilijk om de economische doelstellingen ondergeschikt te maken aan klimaatdoelstellingen.
"Klimaatverandering heeft ervoor gezorgd dat de nationale, individuele economische doelstellingen overstegen zijn met een internationale, collectieve doelstelling."
En de klimaatdoelstellingen gaan wat mij betreft nog niet eens ver genoeg. We hebben mijns inziens nog een cruciale stap verder te zetten. Klimaatverandering is namelijk geen oorzaak maar een symptoom van een dieperliggend systeemprobleem. Klimaatverandering is een uitingsvorm van een ernstig verstoorde relatie tussen mens en natuur. Klimaatverandering is geen geïsoleerd probleem, maar verweven met andere problemen die door dezelfde verstoorde relatie tussen economie en ecologie worden veroorzaakt, zoals de ineenstorting van biodiversiteit, oceaanverzuring, bodemuitputting, verontreiniging van lucht, land en water en ontbossing.
We moeten ons economisch beleid niet – incrementeel - aanpassen aan klimaatverandering, maar – transformationeel - inrichten op basis van het collectieve levensbestaan op aarde. We moeten onze economie integraal (levens-centrisch) gaan benaderen, en ons om alle levende wezens (beings) c.q. het leven (it) te bekommeren. De allerbelangrijkste vereiste van al het menselijke gedrag – en dus ook economisch – is dat het leven op aarde ermee wordt versterkt en geregenereerd; in plaats van vernietigd en gedegenereerd zoals nu het geval is. Anders gezegd: de kwaliteit van ons menselijke, individuele levensbestaan moet onlosmakelijk gekoppeld worden aan de kwaliteit van het natuurlijke, collectieve levensbestaan.
Betekeniseconomie omvat dan ook het behartigen van de belangen van al het leven op aarde. Het behelst menselijk gedrag dat expliciet in dienst staat van het grotere, levende geheel. Bij Betekeniseconomie staat het SEVA-idee centraal. SEVA is Sanskriet voor onbaatzuchtig dienen - een economie waarin de mens zich bewust inzet voor de levenskwaliteit van de gehele aarde.
Purpose en Meaning
De individuele behoefte om van betekenis te zijn en het bewustzijn dat het menselijke levensbestaan en het natuurlijke levensbestaan hetzelfde zijn, vinden elkaar bij Betekeniseconomie. Betekeniseconomie koppelt de individuele - existentiële - behoefte van mensen aan een deugdzaam leven onlosmakelijk aan de collectieve – existentiële – werkelijkheid van het leven op aarde.
Het existentiële Betekeniseconomie-proces kent 2 geïntegreerde fasen. De eerste –Purpose- fase staat in het teken van bewustzijn. Mensen ervaren bewust dat zij als individu onderdeel zijn van een groter geheel. Er is een groter geheel waar mensen zich door een gebeurtenis bewust van worden: IT -> I). In het kader van mijn werk als lector Betekeniseconomie bij Hogeschool Rotterdam doe ik onderzoek naar sociale ondernemers; ondernemers die een bedrijf hebben opgericht waarin de maatschappelijke missie expliciet centraal staat. Sociale ondernemers beginnen een bedrijf om een bepaald maatschappelijk probleem op te lossen. In alle oprichtingsverhalen van sociale ondernemingen is er sprake van een bepalend roepingsmoment; een moment waarop de ondernemer in kwestie zich persoonlijk geraakt en geroepen voelde om iets te veranderen aan een maatschappelijk misstand. Het ervaren van deze persoonlijk-maatschappelijke urgentie is een existentiële levensgebeurtenis die we met Purpose duiden. Het geeft de levens van de personen in kwestie een allesbepalende bedoeling en richting.
Op het moment dat deze mensen vervolgens hun maatschappelijke engagement gestalte gaan geven en zich persoonlijk gaan wijden aan het oplossen van het maatschappelijke probleem, ervaren zij Meaning. Dit wordt door mensen geduid met gevoelens als voldoening, vervulling en/of zingeving. Mensen zetten zich bewust in voor het grotere geheel: I -> IT.
De gevolgen voor economisch beleid door Betekeniseconomie
Betekeniseconomie (h)erkent dat er balans moet zijn tussen het persoonlijke domein, het maatschappelijke domein en het zakelijke domein.
Daar waar we in het huidige economische systeem ons eigenlijk alleen op welvaart focussen en/of welzijn en welbevinden als een uitvloeisel van welvaart behandelen, draait het in de Betekeniseconomie om het ontwikkelen van álle waarde-domeinen. Welvaart (Bruto Binnenlands Product), welzijn (de kwaliteit van de – collectieve – leefomgeving) en welbevinden (de kwaliteit van de – subjectieve – leefomstandigheden) moeten met elkaar in evenwicht zijn voor een optimaal, integraal levensbestaan. De belofte van de Betekeniseconomie is een samenleving waarin de waarde der dingen niet langer wordt gereduceerd tot de prijs der dingen. Een Betekeniseconomie-samenleving is een ‘mens en Aardewaardige samenleving’ (Damaris Matthijsen, 2022) waarin geld verdienen, gemeenschapsgoed verbeteren en geluk vervullen zich niet langer ten koste van elkaar ontwikkelen, zoals nu het geval is, maar ten bate van elkaar!
Referenties
Black, I. (2012) Progression and Conceptual Adjustment. Glance Sideways