Verre planeten in een circulaire economie

Robert van Beek is belangenbehartiger voor FME, de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie. Robert is sinds 2012 aan de slag met het thema circulaire economie met de focus op het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke materialen. Kritieke materialen zijn de afgelopen jaren om 2 redenen steeds belangrijker geworden. In de eerste plaats omdat kritieke materialen zoals kobalt, lithium, dysprosium en neodymium, koper en staal nodig zijn voor de bouw van windmolens, zonnepanelen en het elektrisch rijden. Aan de andere kant omdat de oorlog in de Oekraïne laat zien dat energie en grondstoffen in geopolitieke conflicten ook als drukmiddel of zelfs wapen ingezet worden.

Europa moet voorkomen dat het de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen inruilt voor afhankelijkheid van kritieke grondstoffen bij andere landen. Europa moet daarom veel zorgvuldiger omgaan met grondstoffen en producten. Niet in de laatste plaats omdat de gevolgen van klimaatverandering steeds zichtbaarder worden en inmiddels ook geld kosten zoals we zien bij periode van droogte die leidt tot hogere kosten van voedsel of de watersnoodramp van Limburg. De circulaire economie maakt het mogelijk om binnen de planetaire grenzen van onze footprint te blijven. We hebben immers maar 1 aarde. Robert is gericht op het verbeteren van de dialoog tussen overheid en bedrijfsleven en te komen tot concrete oplossingen. Het essay ‘Verre planeten in een circulaire economie’ roept daartoe op.

Portretfoto Robert van Beek
Robert van Beek

Een essay over de 'Inconvenienth truhts' van de circulaire economie

De planeten Venus en Mars draaien gestaag in hun banen om de zon en zullen elkaar nooit ontmoeten. Dat weten we 100% procent zeker. Het is wiskundige en natuurkundige logica. De afstand en verschillen tussen de planeten is enorm. De afstand tussen fabrikanten van producten zoals ICT, bouwmaterialen, auto’s en consumentenproducten en de afvalinzamelaars en recyclingbedrijven is ook enorm. Of tussen overheid en bedrijfsleven. Soms lijkt het erop alsof ze elkaar nooit spreken.

Onze lineaire economie is gericht op productie, gebruik, afdanken, zoveel mogelijk recyclen en als dat niet meer lukt storten en verbranden. Fabrikanten, gebruikers, consumenten, recyclingbedrijven de overheid willen allemaal het beste voor klimaat en milieu maar iedereen bevindt zich zijn eigen planetoïde baan. De afstand tussen hen is vaak net zo groot als tussen de planeten Mars en Venus soms lijken ze op 1 lijn te liggen en elkaar zeer dicht te naderen maar dan blijkt helaas toch weer dat de afstand onoverbrugbaar is en de afstand weer toeneemt ze gaan nooit botsen. Laten we deze astronomische metafoor vasthouden bij het vervolg van dit essay.

Inconvenient Truths

De huidige economie is een mix van een pure lineaire economie en een economie met recycling als tussenstap naar een circulaire economie. Eerst maar even een paar grote kanttekeningen over de (on)haalbaarheid van de circulaire economie waarvoor ik dankbaar gebruik maak van de conclusies van Prof. Dr. Arnold Tukker van het Centre for Sustainability in Leiden.  In zijn essay haalt hij 3 inconvenient truths aan die vaker genoemd moeten worden:

  1. Veel producten zijn inherent lineair zoals voedsel en fossiele brandstoffen.
  2. Er is een grens aan grondstoffen efficiency en ontkoppeling. Als de economie ieder jaar met bijvoorbeeld 7% groeit en nieuwe grondstoffenwinning blijft op nul staan, dan zouden onze grondstoffenefficiency met minimaal 7% moeten toenemen. Kortom als de economie elke tien jaar verdubbelt dan moet ons grondstoffenverbruik halveren. 
  3. Het derde punt is dat een groeiende economie onontkoombaar nieuwe grondstoffen nodig heeft. Zelfs als je materiaalefficiency verdubbelt dan heb je bij een toename van de economie met een factor 10 nog altijd 5 keer meer materiaal nodig.

Dat betekent dus dat we niet eindeloos kunnen groeien. De toename van technologie en materiaal kunnen het verschil niet overbruggen. De wereldbevolking neemt nog sterk toe tot circa 2040 en alle mensen willen en hebben recht op een hoog welvaartsniveau. De capaciteit van onze planeet om onze milieudruk op te vangen blijft helaas gelijk en we gebruiken al te veel. We moeten dus meer doen met minder materiaal. Hiervoor is de circulaire economie geen ultieme oplossing maar wel een geweldig instrument. We moeten sturen op ontkoppeling van de milieudruk en economie door levensduurverlening, reparatie, hergebruik, opnieuw onderdelen maken en recycling van producten.

De circulaire economie kan ook helpen bij het halen van de klimaatdoelen. TNO en Ecorys hebben de potentiële bijdrage van de circulaire economie ingeschat op een reductie van 7,2 Mton minder CO2 in 2030 (Witmond et al., 2021). Weliswaar zijn hier door PBL kanttekeningen bij geplaatst maar het potentieel bedraagt volgens het kabinet 2-4 Mton CO2 (Brink & Prins, 2022). Omschakeling maakt Europa ook minder afhankelijk van de aanvoer van grondstoffen uit landen die laag scoren op de Human Development Index, hoog scoren qua IMVO problematiek of waar grondstoffen strategisch ingezet worden voor het vergroten van de macht en invloed van die landen in de wereld. 

"De circulaire economie geen ultieme oplossing maar wel een geweldig instrument. We moeten sturen op ontkoppeling van de milieudruk en economie door levensduurverlening, reparatie, hergebruik, opnieuw onderdelen maken en recycling van producten."

Hoe beïnvloeden we die transitie?

In de klassieke lineaire economie maken bedrijven lineaire producten die ze in feite nooit meer terugzagen. De winsten van die producten belanden bij de eigenaren van het bedrijf en/of de aandeelhouders. Bedrijven betaalden uiteraard belasting en namen werknemers in dienst en droegen zo bij aan de economie en welvaart. Maar de milieudruk veroorzaakt door diensten en producten kwam toch veelal op het bord van de maatschappij in de vorm van emissies naar water, lucht, bodem, afval en andere vormen van milieubelasting zoals geluid. De laatste jaren gaat het debat ook over de impact van producten op de gezondheid van mensen, met roken en fijnstof als heldere voorbeelden.

Uiteindelijk kwam de maatschappij met een simpel en doeltreffend antwoord in de vorm van deze kreet: ‘de vervuiler betaalt’ of het Polluter Pays Principle (PPP) (Wikipedia). Dat idee ontstond al in 1972 bij de OESO, maar kreeg pas vleugels bij het Klimaatverdrag van Rio de Janeiro in 1992.  Laten we maar accepteren dat het daadwerkelijk toepassen van dit principe beter en sneller had gekund en gemoeten. Anno 2022 zien we nu toch dat de maatschappij steeds meer en beter de kosten van vervuiling teruglegt bij de vervuiler. Dat beleid staat bekend als Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (UPV) of in het Engels Extended Producer Responsibility (EPR) (Wikipedia, . Door bedrijven te confronteren met de milieukosten van hun product tijdens gebruik of aan het eind van de levensduur ontstaat de juiste prikkel om betere producten te maken. Als immers de kosten van UPV voor bedrijven hoger worden dan de baten ontstaat er verlies. Voor alle bedrijven het logische signaal dat het tijd is de oude businesscase te vervangen door een betere. Slimme bedrijven kijken op tijd vooruit en passen het businessmodel dus al veel eerder aan.

Van verbruik naar gebruik

Naast geld als drukmiddel is het ook goed om te kijken naar waarde. Wat is waarde? De waarde van een eenmalig koffiebekertje is er zolang de koffie in het bekertje zit. Op de seconde dat het bekertje leeg is heb je als eenvoudige koffiedrinker letterlijk een afvalprobleem in je hand. Daar wil je zo snel mogelijk vanaf. Bij een reguliere beker ligt dat anders. Die herkennen we als waardevol en we maken de associatie dat we die niet weg moeten gooien omdat een andere beker veel geld kost. Een mooie print of foto van de kinderen maakt de beker nog waardvoller. Die wassen we met de hand af. In het ene geval verbruiken we materiaal in het andere gebruiken we materiaal.

De circulaire economie moet behoud van waarde centraal stellen en we moeten omdenken van het verbruiken van materiaal naar gebruik, zeker met de ‘inconvenient truths’ in ons achterhoofd. De methoden hiervoor zijn al kant en klaar-en-staan bekend als het ‘vlindermodel’ van de MacArthur Foundation of de R-ladder van PBL (Kishna et al., 2019). Bij de R-ladder is het principe simpel. Het gaat om: Refuse, Rethink, Reduce Reuse, Repair, Refurbish, Remanufacture, Repurpose, Recycle en Recover. Hoe hoger op de ladder, des te lager het grondstoffenverbruik en de milieudruk en hoe hoger de circulariteit.

Wetenschappelijk model ≠ wettelijk kader

Maar met de aanpak van de R-ladder zijn we er nog lang niet. Het hele wettelijke milieukader van Nederland en Europa is gericht op één mantra. Gij zult recyclen! Niet: Gij zult de R-ladder beklimmen! Of: Gij zult uw milieudruk verlagen. Dat zou niet zo erg zijn als Recycling de op een na hoogste trede was op de R-ladder, maar het is de op een na onderste. Recovery en zeker het storten van afval willen we minimaliseren.

Gaan we dat beleid in Nederland nu eindelijk inzetten en sturen op milieudruk?  Ik mag ernstig hopen van niet. We moeten dat namelijk minimaal op Europees niveau doen. We zijn maar een klein land. We maken lang niet alle producten in Nederland, maar zijn onderdeel van internationale waardeketens van grondstoffen en producten. Ook de verwerking van afval vindt internationaal plaats, zoals bij de verwerking van batterijen waarvoor een minimale schaalgrootte noodzakelijk is. Het kan dus alleen maar op Europees niveau. Nederland is klein maar heeft wel kennis en invloed en kan Europa de weg wijzen o.a. door het promoten van het principe van de R-ladder en het aanreiken van goede businesscases.

Product als dienst

Het producten als dienstmodel is veelbelovend om waarde toe te voegen en de milieudruk te minimaliseren. Het model is echter niet zaligmakend. Zoals eerder vermeld zijn veel producten inherent lineair. Bedrijven moeten willen en ook kunnen overschakelen naar circulaire businessmodellen. Dat vraagt nogal wat van hen (en van de klanten en gebruikers en toeleveranciers). Nu verkoop je een machine aan de klant. Je ontvangt gelijk het geld en klaar is Kees. Bij een product als dienstmodel ga je het product als het ware verhuren aan de klant. Maar wat als die klant failliet gaat? Is dit te financieren? Er zijn veel eindeloos veel vragen. Hoe gaan we om met het afschrijven van producten conform de technische en economische levensduur, de schrootwaarde, etc. Hoe meten we circulariteit en rekenen we fabrikanten hierop af.

Ik neem even het voorbeeld van een luchtbehandelingskast (LBK) op het dak van een gebouw. Volgens de wetgeving moet de fabrikant 65% van de LBK recyclen. Dat klinkt prima, maar wat als er een motor wordt vervangen na zeven jaar en het plaatwerk na tien jaar en opnieuw een motor na acht jaar? De LBK blijft als het ware eeuwig op het gebouw staan. Er komen steeds meer LBK’s bij. De fabrikant kan bij de ILT niet aantonen dat hij 65% van de LBK’s recyclet maar doet niets fout, integendeel. Dit smeekt dus om een nieuw beoordelingskader. 

To UPV or not to UPV

Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid. Dat klinkt voor de politiek wellicht als de ultieme en zeer aantrekkelijke oplossing voor de milieuvraagstukken. We maken de producent verantwoordelijk en laten die betalen. Hoe fijn is dat! Helaas zit de praktijk niet helemaal zo in elkaar. De fabrikant blijft afhankelijk van anderen die zijn product gebruiken, afdanken, daar eigenaar van worden en nog veel meer. Een voorbeeld: je koopt een e-bike van een fabrikant via de retail. Je wordt dus eigenaar, na 15 jaar dank je de e-bike af en biedt deze aan bij het grofvuil. Op dat moment wordt de gemeente eigenaar van de e-bike. Ze huren een afvalbedrijf in en verkopen het afval aan de afvalinzamelaar. De mannen van het witte busje die de e-bike uit het afval vissen voordat het grofvuil wordt opgehaald, stelen dus in feite van de gemeente/afvalinzamelaar. Heeft de fietsfabrikant daar invloed op? Lijkt me van niet. De gemeente heeft immers exclusieve regie over de openbare ruimte en het lukt de combinatie gemeente/afvalbedrijf niet om de witte busjes aan te pakken.

De fabrikant kan de studenten uit het studentenhuis niet dwingen om glas te scheiden, e-waste van zolder te halen en het correct aan te bieden. Wie scheidt het aluminiumfolie van het koffiepak van de papieren wikkel. Wist je überhaupt dat dit de bedoeling is?  Er zijn zo talloze voorbeelden te maken. De politiek kan de fabrikant wel verantwoordelijk maken om de milieudruk te verlagen en hiervoor te betalen. Maar die fabrikant kan dat nooit alleen. Kortom: maak fabrikanten verantwoordelijk, maar niet als enige aansprakelijk. Handhaving, afval- en recyclingbedrijven verplichten data aan te leveren, niet slopen met een kogel maar demontage in de bouw, exportrestricties van afval en controle daarop en vele andere zaken zijn ook nodig.        

"Fabrikanten, gebruikers, consumenten, recyclingbedrijven de overheid willen allemaal het beste voor klimaat en milieu maar iedereen bevindt zich zijn eigen planetoïde baan."

Van fouten leer je het meest

Als fabrikanten aan het einde levensduur hun producten terugontvangen ontstaat er een nieuwe en goede prikkel. Van fouten leer je immers het meest. Als je de machine weer ontvangt en wilt repareren of scheiden, zien bedrijven dat het gebruik van potnagels of bepaalde chemische stoffen of sommige materialen niet verstandig was. Ze gaan dus veel beter nadenken over hun producten om zo niet geconfronteerd te worden met hoge kosten en lage waarde van hun product in de afvalfase. Ze willen immers verder met waardevolle grondstoffen, onderdelen of bijna complete machines voor een tweede leven. Dat vergt beter nadenken vooraf en dan nog een keer nóg beter nadenken. Kortom het gaat nu over Eco-design. Om die reden is het terecht dat de fabrikant de regierol krijgt bij het principe van producentenverantwoordelijkheid. Hij kan immers betere producten ontwerpen en maken en heeft daar ook de financiële prikkel voor.

Nog even over Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) in producten: Daar ligt een grote uitdaging. Het lijkt onmogelijk alle bedrijven te vragen alle Zeer Zorgwekkende Stoffen in alle producten in kaart te brengen en toe te voegen aan 1 Europese database met als doel de recycling te verbeteren. Daarvoor is de medewerking van bedrijven in alle landen van de wereld nodig en niet-Europese bedrijven vallen gewoon niet onder Europese wet- en regelgeving. Controle is in de praktijk onmogelijk, want we importeren dagelijks enorme hoeveelheden producten. De kwaliteit en compleetheid van dergelijke ZZS-data is een onopgelost probleem. Als incomplete en niet betrouwbare ZZS-data onderdeel wordt van een Digitaal Productpaspoort dan ontstaat op dat punt al snel een groot kwaliteitsprobleem. Wat wél uitvoerbaar lijkt, is het nagaan welke combinaties van stoffen in producten de grootste problemen opleveren bij afval- en recyclingbedrijven. Zij zouden met fabrikanten in gesprek kunnen gaan over verbeteringen in het kader van producentenverantwoordelijkheid.

Venus en Mars raken elkaar

En zo zijn we terug bij het begin van dit essay waar de planeten Venus en Mars elkaar nooit raken. Net zoals fabrikanten en recyclingbedrijven dat niet doen, of bijvoorbeeld de overheid en het bedrijfsleven. Daar klagen alle partijen ook over de grote afstand. Laten we daarom de zaak kantelen en Mars en Venus niet langer beschouwen als de 2 planeten maar als de God en Godin van de klassieke oudheid waarmee het begonnen is. Bij Goden en Godinnen is immers alles mogelijk. Laten zowel recyclers en fabrikanten als overheid en bedrijfsleven op elkaar botsen en verliefd raken. Laten we dan echt beseffen dat we elkaar nodig hebben en vanuit deze relatie zorgen voor een goede toekomst met een rijk nageslacht. 

Referenties

Brink, C., Prins, A.G. (2022). Hoe kan circulaire-economiebeleid bijdragen aan de klimaatdoelstelling? Planbureau voor de Leefomgeving

Circo. MacArthur Foundation

Kisna, M., Rood, T., Prins, A.G. (2019) Achtergrondrapport bij circulaire economie in kaart. Planbureau voor de Leefomgeving

Tukker, A. (2017). Some (in)convenient truths and policy lessons. Center for Sustainability

Wikipedia. (2022) Principe dat de vervuiler betaalt

Wikipedia. Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid

Witmond, B., Dijkhof, Y., Rietveld, E. (2021). Bijdrage circulaire economie aan de klimaatopgave: beleidsmaatregelen en actualisatie kwantificering reductie broeikasgas. Ecorys & TNO